336 A. BONN OVER EENIGE OORZAAKEN
konde bevattenen naar een groefje
{lacuna) (f) geleek.
Het agterite gedeelte van den bodem
der Baarmoeder door infnyding ver
deeld zynde, vertoonde zig daar bin
nen geene holligheid, maar wel de ge-
woone vaste zelfitandigheidennader
herhaalde inkervingen, naar de linker
trompet-opening zo wel als na de reg-
ter, deeden insgelyks niets daarvan
ontdekken; dezelfde infnyding ne
derwaarts vervolgende, vond ik aan
deeze Baarmoeder tevens den geheelen
hals te ontbreeken, ende in plaats van
dien, niet dan eene celwyze vaneenwy-
king, omringt vaneen vaat-en vetvoe-
rend weeffel, binnen de verdubbeling
van het buikvlies, ofte de breede ban
den, Deflooten.
De Eyernesten waaren niet zicht
baar, maar binnen eene byzondere ver
lenging van den agterkant der breede
banden verborgenwelke verlen
ging en verdubbeling doorgefneden zyn
de, zag men de Éyerltokken, welker
linker, by nader onderzoek, van bin
nen een vastere zelfitandigheiden de
reg-
(fCl. haller fascicul, Anatom. i. ibique hu-
ber de Vagina fig. i. h. h.