344 A. BONN OVER BENIGE OORZAAKETf den rok der ballenofte het buikvlies in den omtrek der eyernedenin den op- pervlakkigen rok des gezwels overging en vervolgt werd. Het gezwel was dies niet in den gehee- len omtrek aangehechtook niet geheel los en vrymaar aan den agter en on derkant door eenen breeden, dunnen vliezigen toom, eene verdubbeling van den bodem der zak, bepaaldende als van eenen vry dikken en met dat zelfde vlies omkleedden deel, die door den buikring uitkwamafhangende. Langs deezen deel kon de men naderhand een dilet, door den buikring naar binnen brengen: terwyl de buikring, in bet eerst door deeze deel gevuld, en om de*- zelve gedooten, mede zeer glad, en van eene ligte roode kleur was, ais waare het van ontdeeking die dat gedeelte ver- dropt en dus pynlyker gemaakt had. Na het afzonderen des gezwels van dien onderden toom ofte band, en by het doorfnyden des deels, ontdond ee ne aanmerkelyke bloeddraal, die door de binding van het vat ophield. De gevolgen deezer konstbewerking y/aaren niet buitengev/oondan alleen dat het overfchot des deels na eenige da gen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 414