A. BONN OVER EENIGE OORZAAKEN
als derde waarneeming voornaamelyk
het volgende bedoele.
De lippen der fchaamelheid, terftond
na de konstbewerking, meerder van elkan
der wykende, kwam het hoofd des kit
telaars, 'twelk reeds te voorcn des Heel
meesters oplettendheid verdiend had,
meerder ten voorfchynen was nevens
deszelfs rug en voorhuid, ten aanzien
der meer dan gewoone grootte en gely-
kenis naar een manlyk lid, opmerkelyk.
Het aanleggen van het verband liet niet
toe, hierby nader onderzoek te doen.
Ondertusfchen had ik, even voor de
konstbewerking, ook in de Iinkerlie-
fche, onmiddelyk voor den buikring,
een dergelykdog kleinereyrondef
fen, beweeglyk, en aan eenen zaadbal
niet ongelyk lighaam waargenoomen,
waarvan het aanraaken voor de lyderes
wel niet pynlyk, maar gevoelig was»
Deeze ontdekking vcrfterkte myn ver
moeden, over den onzeekeren aart des
eersten gezwels opgevat, en 't welk ik
den Heelmeester naderhand mededeel
de, dat het zelve, uit het hol des buiks
door den buikring uitgezakt, en dus ge-
lyk in alle zogenaamde breuken, een
ge-