VAN ONVRUCHTBAARHEID^. 34$ gels opliepen en eindigden. Agter die wanftallig Maagdenvlieswas geen het minfte bewys van eene opening der fchede. Hierop de lyderes ondervraagende betuigde zygelyk te voorennimmer eenigen aandrang naar die deelen be- fpeurt te hebben; ende was omtrent beide de fexen even onverfchillig, Haa- re wezenstrekken hadden wel iets man- lyks, dog zeer gering, en zonder baard. De ftem was vrouwelyk. Zy had ee- nig hair aan de beenenen eene bree- de vlakke borstzonder eenigen fchyn van boezem. In het kleed van vrouwe, en dus ook daarvoor gehou den, wierd haar haaren onvruchtbaa- ren ftaat bedektelyk te kennen gegee- venwaaromtrent zy zig te vrede be toonde, als 'zynde meerder verlegen voor de opkoomende zwelling der lin- kerliefche, welke haar te eeniger tyd, aan eene tweede konstbewerking moge onderwerpen. Hoeveel duisterheids omtrent de in wendige deelen, deeze waarneeming

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 419