ZEE-INSECTEN. 367 tjes geheel uit den fteen genomen was, en wat fterk werdt aangeraaktzoo trok zich het zelve genoegzaam geheel in den fchulp, het acnterfte of onderfte uitpui lende harde gedeelte alleen uitgezon derd *t welk was als een voet of fcusfen* tjewaar op het rustte en het geen in het diepfte of onderfte van de wooninge achter den fchulp was geplaatst. Wanneer men nu het oog vestigt op de bygevoegde afbeelding Fig. I. lett. A. ziet men daar den fteen doorgekliefd en in denzelven verfcheiden indiepfels en gleuvendie alle gedeelten van zoo vee- Ie kokers of buizen der Steen-wonnen of Steen-mosfelen zyn. In de grootjle en doorgaande gleuf met letters a. en b. aangeduid, bevondt zich myn Steen-worm Pholade Het boveneinde der gleuf reikte aan de oppervlakte van den fteen by a.y maar aan net onderfte gedeelteeindigende by b.y was noch een grooter masfa van den fteen geweest, waar in de buis, of gleuf eindigde, zynde gefloten geweest, op dezelve wyze als in de daar nevens- ftaande buis by c. d. is aangewezen doch welke eindiging of gefloten ge deelte, door het wegklieven van den on-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 439