374 L. BOMME OVER EENIGE
in de onderfle holligheid, en door de
voorgenoemde kleine opening of afklie-
ving (by het affplyten van den fteen
veroorzaakt) naar beneden viel in de
fles.
Door de geduurige werkende bewe
ging van het Diertje, werdt deze ope
ning al meeren meerverwyderd, totdat
eindelyk het Diertje zich geheer door
den fteen heen gewerkt haat, en mede
op den grond der fles was gevallen.
Dus blykt hier uit ten duidelykften,
hoedanig dit Diertje de Steenen uitholt
met door middel van het dikfte gedeelte
zyner Schplpals eene Rasp toegefleld
den fleen al draaiende wigsgewyze te
fchaven en aftevylen.
Bovendien is de werking van den
Snuit mede zeer opmerkelyk, want het
Diertj e flrekt denzelven lang en recht uit
opent dien zeer wydvooral den groot-
llen mond;'zuigt het water flerk in, en
fluit daar op zeer fchielyk dien mond
weder toedermaten dat 'er niets van
den mond of de tandjes kan gezien wor
den; doch eenigen tyd daarna, ziet
men weder eene fterke uitwerping van
Water, en verfcheiden voorwerpen daar
inwelligt by 't zelve afgekeurd als.