Lf BOMME OVER EENIGE
Ik bemerkte dat deze Diertjes, alon^
in de verfcheiden openingen van den
fteenuit- en inkropen en terwyl ik
aan dezelve geene zoo harde toerustin
gen konde ontdekkenwelke my fterk
.genoeg fchenen, om in den fteen te
konnen inboorengelyk de Pholade
heeft, en de Paalworm door zyn fchulp-
achtig hoofdgeftelals een avegaarboor;
•200 deed my dit (behoudens den eer-
jbied voor andere gedachten van zeer
geleerde Natuurkundigen,) in die ge
dachten vallen, datwelligt deze Dier
tjes, hun voedfel vinden, 't zy aan de
levendige of geftorvene Pboïaden of
Steen-wormenof wel aan andere zach
te Diertjes, die zich op deze fteenen
mogten bevinden, als waarvoor hun
zachtere klaauwtjes gefchikter fchynen,
dan wel om de fteenen te doorbooren.
Gaarne had ik eenige meerdere by-
zonderheden hier omtrent waargeno
men, 't geen my nochtans niet gelukt
is, des ik in plaatfe van verdere gisfin-
gen te makendit liever aan den tyden
ondervinding wil overlaten, en hier van
afftappende, overgaan tot een andere
Zee-duizendbeen of Nereiswelke de
aandacht niet alleen van mymaar ook
van