WEEN EN NAWEEN. 413
ter;men ziet 'er die gedurende dezei-
ven zulke hevige benaauwdheden ly-
den, dat zy gedurig heen en weder
lopen en met weren, gelyk zy zig uit
drukken, waar zy het zoeken zullen;
anderen weder klagen op den duur
over fpanningen en dat het haar fchynt
als of haar het lyf met cenen band toe-
gewróngen word.
20. Die witte flym waar mede
de vrouwelyke teeldeelen ten allen ty-
den min of meer bekleed en waar
door zy gedwee gehouden worden
word ook met het opkomen dezer
Voorfpellings ween in een grotere hoe
veelheid afgefcheiden, waar door deze
deelen vógtiger, flapper en meer ge
zwollen wordenüez.e flym is dikker
en lymeriger naar mate de arbeid kor
ter ophanden is dezelve is fomtyds
eenigzins bloedig door een ligte ver-
brekinge der lamvlies-vaten en door
de openinge des baarmoeders mond;
dit geeft eenen aannaderenden waaren
arbeid te kennen.
21. Om nu deze Voorfpellings
ween van de waare meer gevorderde
Barensween te kunnen onderfcheiden
dient men acht te liaan op derzei ver
kor-