WEEN EN NAWEEN. 427 tragten kennel yk en openbaar te doen voorkomen. 40. Dan myn bedek niet toelaten de, dat ik van bovenratuurlyke oorza ken zoo ais het Godlyk oordeel en de zonden ilraffende gerechtigheid fpreke, vermits d.zen gantsch en ai tot de God geleerdheid behoren; nog ook dat ik my met de oorzaken van de pyn in het algemeenmet die van de gevoelig heid derdeelen van 's menfehen lighaim, van de aandoenelykheid der zenuwen, van de prikkelbaarheid en beweegvaar- digheid der vezelen zeer ophoud».zal ik my met opzet alleen tot de eigenly- ke oorzaken der waare ween en naween in het byzonder bepalen. 41. Ten dien einde moet ik voor eerst aanmerken, dat gelyk in alle an dere gezonde en ziekefyke gewaarwor dingen en werkingen van 't menlchelyk lighaam, 'er zoo ook zeleerlyk een by- zondere voorgefchiktheid ter hervoort- brenginge der ween en naween ver- eiscnt worde, z >nder welke de vrou wen dezelven niet zouden ondergaan: de ze voorgefchikrheia bellaat in een ge voeligheid en namurlyke aandoenelyk- Jicjd. van net lignaani in bet algemeen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 501