WEEN EN NAWEEN. 4$ï menigte flymbuisjes, die men hier ont waar word, gehouden worden: invoe gen men met regt op de teeldeelen het zeggen van den Digter Lucretius Libr* 4. mag toepasfen 48. De dagelykfche ondervinding leectdat 'er in verfcheidene deelen van ons lighaam een byzondere gevoeligheid plaats hebbe, die ons waarfchouwt, wanneer deze deelen onaangenaam aan gedaan wordende, zig moeten en trachten te ontdoen van eenige overtolligheden; deze gewaarwording hoe langer hoe fterker wordende verfpreidt, zig door middel der medegevoeligheid door het gantfche lighaam en wekt onze wer kende natuur op, waa r door wy ge- dwom- medio de forste Itportn» Surzit amari a'iquidquod in ipjis jlonbus ar gat. 47. Edog deze teergevoelige voor- gefchiktheid der vrouwelyke teeldeelen is alleen de verre oorzaak niet der waa- re ween en naween ik heb be 42.) den byzonderen toeftand der baarmoe der van een hoogzwangere en van een eerstverloste vrouwe als een tweede ver* re oorzaak daar van opgegevenen zulks om de volgende reden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 505