WEEN EN NAWEEN. 435 met regt opmaken, dat de zoo genaam de fchadelyke vermogensde gelegen heid gevende aanleidende naasre oor zaken der waare ween en naween be- ftaan: i° in de fterke en eenigermate krampagtige famentrekkingen van den bodem en het lighaam der baarmoeder tegen derzelve mond en op de binnen gehoudene deelen2°-in de fchierlyke en groote verwydinge van den mond' der baarmoeder als ook van de fcheede en fcheede-monddoor die zelfde fa- mentrekkinge van het lighaam en den bodem der lyfmoeder en door de door- fchietende gehoudene deelen veroor zaakt waar door de zeer gevoelige uit en inwendige teeldeelen al te geweldig uitgerekt, gedrukt, gekneld, gekneusd, geprikkeld en niet zonder gevaar van quetzinge beledigd worden. Ten der de, in dergelyke al te fterke rekkinge, drukkinge en prikkelinge van eenige an dere naburige deelen; en dat dus de verre voorfchikkende oorzaken 41. 42.) te famen met de gelegenheid geven de naaste oorzaken (in deze vermeld) de uitwerkende oorzaken en den waaren aart der waare ween en naween in het E e 2 al-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 509