43^ J« PONT OVER DE algemeen, en dus deze waare ween eri naween zeiven uitmaken. 54. Hier uit 53.) volgt dan ook, dat zoo wel de zitplaats als de naaste oorzaak der waare ween en naween niet op alle tyden des arheids en k^aam de zelfde zymaar dat die verfchille naar deszelfs verfcheidene tydperken; want in den aanvang des arbeidszelf voor dat men durve verzekeren, dat dezelve regt begonnen zy, bepalen zig de ween meestentyds tot het bovenfte en voorfte gedeelte van den buik en tot üe lenden welker byzondere oorzaak op dien tyd moet gezogt worden, opzigtelyk de pynen voor inden buik, in de fterké fa- mentrekkingen der fpiervezelen van den bodem der baarmoederdie nu nog ee- nen zeer fterken weerftand in den mond van dit deel ontmoeten, en uit dien hoofde haare werking met geweld moe ten doorzetten, waar door zy de zenu wen, die door haare zelfftandigheid verlpreid zyndrukkenrekken en py nelyk aandoen. Dan opzigtelyk de lendepynenbehoort men derzelver oorzaak nu byzonderlyk te zoeken in de persfinge of drukkinge van 's kinds hooid

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 510