438 J. DU PONT OVER DE en 's kinds hoofd fchierlyker door de bovenfte engte van het bekken door- zakke; en verminderen aldaar allengs- kens naar mate de baarmoeders mond flapper, gedwëer en wyder worde, en 's kinds hoofd laager in het bekken zak- ketot dat zy eindelyk geheel en al verdwynen. Van de famentrekkinge ter dezer tyde in den bodem der baar moeder plaats hebbende, kan zig een Vroedkundige verzekeren, wanneer hy zyn hand op den buik der barende vrou we legthy zal daar gedurende een wee duidelyk een hardigheid befpeuren, die een flerke werking van fpiervezelen te kennen geeft; het is immers yder een overbekenddat alle fpierendie zig famentrekken zwellen en hard worden, waar van men zig ten overvloede kan overtuigen door de hand op de flaap- en kaauwfpieren te leggenen te gelyk ie onderkaak ilerk tegen de bovenkaak aan te brengen, 56, Deze famentrekking der fpier vezelen van den bodem en het lighaam der baarmoeder zoude zoo pynelyk niet zyn, was het niet dat dezelve aller- fterkst, ja eenigfins krampagtig ware; &oe fmertelyk kramptrekkingen vallen, ver^

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 512