444 J* Du £ont over de zyn, om door ftukken geklonterd bloeds of eenige overblylfels der watervliezen, of nageboorte, die week, gedwee en van geen groote uitgestrektheid zyn, eenige pynelyke uitze ting of drukking te kunnen ondergaan: dan het zyn niet temin deze voornoemde lighamen die eenigen tyd na de verlosfing, door de famentrekking der lyfmoeder, naa der- zelve mond voortgeduwd wordende, denzelven prikkelende en 'er allengs- kens door heen glydende, daar door als naaste oorzaken der volgende waare na ween moeten aange nerkt wordenwel is waar dat deze lighamen week en zagt zynde den hals en mond der baar moeder zoo fterk niet drukken en klem men als het kinds hoofd te voren ge daan heeftdan door die zelfde weeke en medegevende hoedanigheid zyn zy weinig in ftaat den baarmoeders nals en mond uit te zetten en te verwydenzy vorderen dus fterkere famentrekkingen van den bodem en hetlighaam der baar moeder ter overwinninge der toetrek- kingskragt en ter ontfluitinge van den hals en mond der lyfmoeder. Deze fa mentrekking der baarmoeder na de ver losfing is fomcyds zoo ftqrk, dat men, waar*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 518