'446 J. DU PONT OVER DE
ween inderdaad niet anders dan wezen-
lyke pynen zynzullen zy even als al
le andere pynendie den mensch quel-
len, hunne werking op den geest, op
het pynelyk aangedaan wordend deel in
hetbyzonder, en verders door mede
gevoeligheid op naburige deelenja op
het gantfche lighaam verrigten.
67. Hunne uitwerking óp den
geest der barende en eerstverloste Vrou
wen zal voor al hier in beftaandat zy
door den grooten invloed van het lig
haam op de zielde vrouwen dan eens
blymoedig, en verlangende, maar de-
zelven meestentyds ongemaklyk, ver
drietig, gemelyk, ongedurig, ongezeg-
lyk, bekommerd, angftig, droefgees
tig, rusteloos, ja fomtyds ylhoofdig,
krankzinnigwoedende, wanhopende
zullen maken,
<5 68. Op de lydende deelen (dewel-
ken in dit geval voornamelyk zyn de
baarmoeder en wel meest derzelve
mondde fcheede en de fcheedemond
als ook eenige andere meer of min na
burige deelen) zal men de uitwerking
der waare ween en naween grootend eels
moeten brengen tot een vermeerderde
levenskragt en gevoeligheid; tot eenen
meer-