t tj en langwerpige. Onder de eyron- de zyn de grootfte en zwaarste tot twee en eene halve once. Vee- le evenwel zyn kleiner, als mos- fen- en duiven- eyers. Naar de grootte en fynheid onderfcheidt men de waarde; welke by oneen, drachmeny en greinen, wordt uit gerekend. De knobbelige zyn veel kleiner doch worden niette min voor fyne gehouden. De kost- baarfte zyn de langwerpige, aan beide punten rondachtig uitloopen- de, en bekend onder den naam van kapittelftokjes. Zy zyn meer of min van langte; doch zelden dikker dan eene kleine pink. De waardy van deze kapittelftokjes ontftaat grootelyks uit het belang dat 'er de Turken en Perfiaanen in ftellen: zy houden het daarvoor, dat de Bezoarfteen, byzonder de Orientaalfcheen wel meest die kapittelftokken een vermogen heb-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 52