460 J. DU PONT OVER DE der waare ween in het algemeen by mis maakte, zwakke, ziekelyke, week-op- gebragte, angflige en ylvaarhige vrou wen, ten hunne nadeele befluiten, met regt zoude men daar tegen over kunnen Hellen de vrouwen der wilden, die der dorpluiden en die van het platte land de foldate- en de arme vrouwen als me de die onegte kinderen ter weereld bren gen of buiten weten van anderen ter fluiks zoeken te verlosfenals wanneer men bevinden zoude, dat by dezen de ween veel min hevig en fmertelyk zyn dan by de eerstgemeldenwaar uit dan de ongegrondheid der vorige gevolgtrek- kinge openbaar zoude worden. 90. Een andere tegenwerping, dat namelyk een vrouw gedurende haaren arbeid meer en zwaardere ween door- Haa dan het wyfje van eenig dier hoe genaamd zal hier niet veel meer afdoen. Want wie weet niet, hoe weinig ons de natuurlyke huishouding der dieren, die in een onbedwongene vryheid leven bekend zy; hoe verre de uiterlyke te kenen van geduld en ongeduldvreug de en droefheid, pynelykheid en pyne- loosheid by verfchillende dieren ver- fchillen; hoe verre ónze vrouwen in - haa-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 534