WEEN EN NAWEEN. 461 haare lighamelyke opvoedinge, levens-- wyze, kledinge, gedaante zelf, van den eenvouaigen en heilzamen natuurftaat afgeweken zyn: ik wil evenwel niet ont kennen, dat de opgerigte of regt op- ftaande houding van den mensch nood wendig een grootere vastheid in de zagte, en minder wydtein de harde dee- len van het vrouwe bekken vereischte, op dat de vrouwen aan geen veelvuldi ge r ongemakken en ziekten zouden on derworpen raken; dan daar door zelf moesten volftrekt de ween der vrouwen heviger zyn dan die der redenloze die ren. De mensch daarenboven, en de vrouw vooral, fynder van makeley en vezelenen dus aandoenelyker voor vermaak en pyn, ongeduldiger en on geruster van geest, van een meer wer kend vooruitzigt en verbeeldingskragt dan de beesten, moet daarom ook door dezelfde oorzaken van pynalles voor het overige gelyk gefteld zynde, fterkef aangedaan worden dan de dieren en by- zonderlyk de levendig barende. <5 91. Hieruit volgt, dat, verre van het lot van een welgefchapene vrouwe die door geen kwalyk ingerigte opvoe dinge nog levenswy&e, verkeerd begre- j?e*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 535