WEEN EN NAWEEN, 479
leggenen haar een verkoelend pyn-
ftillend middel voorfchryven.
in. Hier mede oordeel ik over
het bellieren der waare ween en na
ween, het zy dezelven te flap of te
traag, te llerk of te fnel waren, uitvoe
rig genoeg gehandeld te hebben: nu
zal ik de wyze op welke men ze zal
kunnen bevorderenof van een kragtda-
diger uitwerkinge doen zyn vervol
gens aantonen.
112. De bevordering der waare
ween kan te pasfe komen, het zy de
zelven te flap of te traag, te llerk of te
fnel zynja zelf wanneer zy een al-
lergunstiglle gematigdheid bezitten; en
fchoon deze bevordering in moeyely-
ke en tegennatuurlyke verlosflngen
het allernoodzakelykst zy, zoude men
nogthans over onkundeverzuim en
nalatigheid met regt mogen befchul-
digd worden indien men in alle na-
tuurlyke en voorfpoedige verlosflngen,
alleen de rolle van aanlchouwer en by-
llander wilde fpelen, en niet den pligt
van helper en raadgever wilde waar
nemen. Dit onderwerp zal ik niet zeer
breedvoerig verhandelenmaar kort
heids,