39 J. DU PONT OVER DE
gebruikenen men rade ze aan van zig
aan den flaap over te geven.
9 124. Al het geen ik nopens de
wyze van beftieringe en bevorderinge
der waare barens- en naween te zeg
gen hadde, voorgedragen en dus het
ftuk der waare ween en naween myns
dunkens geheel afgehandeld hebbende,
begeef ik my tot de befchouwing der
valfche ween, 't welk het onderwerp
van het volgend hoofdftuk zal uitma
ten.
TWEEDE HOOFDSTUK.
125. Op meer dan één plaats van
het voorgaande hooldltuk hebbe ik de
waare ween en naween als heilzame
fchoon pynelyke aandoeningen be-
fchouwd, waar door de wyze Natuur
de zwangere en barende vrouwen op
het ernfligst van het gevaar van haa*
ren toeftand verwittigt, de baarmoe
der en het gantfche lighaam dwingt
alles te berden te brengenwat tot af
wering van dat gevaar ftrekken kan;
en door middel van welken zy de baar
moeder zelve tot famentrekking op
wekt, en gelegenheid geeft zig van de