WEEN EN NAWEEN. '491 In haar beflotene Iighamen te ontlas ten Dan de wyze Natuur dwaalt wel eens van den goeden weg af: men heeft met my hier vorens reeds geziendat deze waarfchuwende en opwekkende aandoeningen fomtyds of al te geweldig of al te gering, ja fomwylen vrugte- loos zyn. Dat de Natuur, fchoon met een fchynbaar goed inzigt, nu en dan onbevoegde middelen aanwendt, en haar oogmerk door de werkinge van deelendie daar niet toe gefchikt zyn zoekt te bereikenzal ik in dit twee de en laatfte hoofddeel dezer befchou- winge tragten aan te tonen; de reden van deze misvattinge der Natuur ver volgens ontvouwden het quaad 't geen 'er uit voortfpruit aangewezen hebben de, zal ik my eindelyk onderwinden eenen voorzigtigen Vroedkundigen zy- nen pligt voor oogen te ftellen, en te betogen, dat die hier in niet beftaap dat hy vol verbaasdheid de misflagen der Natuur befchouwe, maar in tegen deel dat hy haar weder op den reg- ten weg zoeke te brengenen de fcha- de door haare feilen veroorzaakt her- ftelle. Tot dat einde zal ik een be paling der valfche ween opgeven, de- zel-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 565