WEEN EN NAWEEN^ 493 128. Verfcheidene eigenaartlge ver- fchynfelen onderfcheiden de valfche ween van de waarenin geenen bepaalt zig het pynelyk gevoel meest in den buik en omtrent den ingang of de ho vende engte van het kleine bekken, ftrekt zig niet naa het fchaam- en hei ligbeen, naa de fcheede en verdere uit- terlyke teeldeelen, nog naa de liezen, nog het binnenfte der deien uitmaar gaat even als met een omgekeerde be- weginge uit den buik naa de lenden te rugeen ander teken van onderfcheid is, dat de valfche ween, fchoon zy van een genoegzame ilerkte zynfchoon de bodem en het lighaam der lyfmoe- der zig fterk famentrekken't geen men met de hand op den buik te leg gen vooral by magere vrouwen kan gewaar worden; en fchoon het maak- fel van het bekkenen de toeftand der uit-en inwendige teeldeelen wel gefteld, en 's kinds legging en voorkomen goed zy, egter vrugteloos zynte vergeefsch en nutteloos geleden worden, zonder aan het oogmerk van waare ween te voldoen; want als men gedurende de- zelven de vrouwen onderllaat, bevindt men de fcheede droog, zonder dat 'er die

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 567