Ï- v fteen is koel, en glad in 't aanra ken; groen olyf vankoleur, echter iet lichter groen, dan de lichtfte Bezoars. Dochals men 'er met een mes iet affchrapt, en dat af- fchrapfel in 't vuur werptbrandt het, en geeft een wasch- en farst- achtigen waasfem. Het blykt dan onbetwistbaardat deze fteenen uit wasch- en harstachtige ftofïen beftaan waar uit optemaken is, dat ze door kunst van de Indiaa- nen gemaakt zyn, of althans ze ker, dat zy geene echte fteenach- tige Bezoars zyn, gelyk die van Mallakka. Evenwel fchynt men iet natuurlyks in deze foort van fteenen te mogen ftellen. Dit denkbeeld is gegrond op het ver moeden van Kempherdie het zeer aannemelyk achtdat de Bezoar gevormd worde uit de harst- en lymachtige ftoffen van eenige foort van kruidendiedoor het dier mm

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 57