JOODEN TE COCHIM. 519 ftaat van gantsch te verdelgen. De Heer van Rede zoude daarnaar zijn Tte wHa- mïltonszeggeneen uittreksel van in 'c n Neêrduitsch hebben laaten maaken. Zij zou- n den van Manasfeh afgèftamd zijn, en van dien [te weeten Nebuchoionofaren door bevel van dien beroemden Chaldceuwjcben overwinnaar, herwaardsnaa de uiteifle paaien van zijn gebied, verzonnen zijn. n Hij verhaalt ookdat zij in ieeze landen in het begin wel en redelijk gehandeld in rijkdom en magt zoo ver toegenoomen waaren, dat zij het kleine koningrijk kran- m GANOOR kochtenen de oudjlen en Raad j, twee Zoonen uit een voornaam gefiagt tot Vorsten koozendat eenen van deeze de n Heerschzugt zoo ver bekroopdat hij zij- nen broeder om hals hielp, wiens zoon zij - n nen dood niet ongewrooken liet, en dat hier door het land weder tot eene Regee- ring der Voornaamjlen verviel, en einde- n lijk weder onder den Malabaar, en door verdrukking tot armoedewaar onder me- mg, bezwijkende, zijn Geloof verzaakt had- de". Het woord nergens, waar van zich Sal mon bediendebij het uittrekken van Hamil ton! bericht, gaf mij aanleid;ng om deeze en geene Oude Reisbefchrijvingen van die ge westen, welke ik toen 't naast voor de hand had, na te zien, of in dezelve niets wegens de oudheid der Jooden op de kust van Mala bar zoude te vinden zijn Doch ik vond flegts eenig gewag van Jooden omtrent de Malabaarjche Kust, in de HoogduitLhe Be- Kk 4 fchrei-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 593