JOODEN TE COCHIM. 52 f Tn dien zelfden tijd, werd mij medege deeld een brief van den Wel Ed. Geftr. Heer ahriaan moens, (Bevelhebber der Malabaar- fche Kust, tans Raad Extr. van iSieaer lands Indi en en nu mede Directeur van 't Zeeuwscb Ge» nootfchapwelke brief, uit Cocbim den 14 Nov. 1771. gefchrecven, gewag maakte van de Blanke en Zwarte Jooden aldaar; hunne Synagogen, Godsdienstoefeningenoorfprong van JeruJalems Verwoestingeof noch ouder gevanglijke wegvoennge ten minstendat men volgens de allerouafte Malabaar f he over leveringen vonddat zij aldaar al van de oud- Jie tijden af geweest waaren. En ook van hun ne wooninge een klem kwartier buiten de Stad Cocbim aan de Rivierin een fraai groot Dorp met verfcheide Straaten, terwijl een menig te wat meer landwaards in woonde waar bij noch waaren gevoegd tweeuittrekfels uit oude Malabaarfche aantekeningen, zijnde het eene der- zelver eene duistere vertaaling van een oud Privilegiewel eer aan de Jooden vergund. 't Is eene bekende zaak, dat de zonderlin ge bewaaring der Jooüfche natie, (fchoon verftrooid over den geheelen aardbodem) als een onderfcbeiden wolk, is eene allerkragtigfle proeve der Godlijke Voorzienigheid (3) ter uitvoering van 'sHeeren Raadin het Propheti- fche woord ontdektEn wel in weerwil der zwaarfte fchokken, die de Jooden, onder al» le volken, reeds zoo veele Eeuwen hebben Kk 5 moe- Cs) voorzienigheid. Men zie de aanmerkin gen van li. Nieu<wentjdWereldbejchouiuing XXII. Befell. 35. bl. 527.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 595