532 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE
ner dan de tegenwoordigeen wél zot» tref
felijk als die te Londen.
Hoe donker deeze berichten zijn, fchijnt
het echter duidelijk genoeg, dat voor veele
eeuwen de Jooden een verblijf in de Mala-
baar hebben gehad. Dies de Abt Raynal
fchoon hij 't voorgeven dwaas acht, dat hun
oorfprong van de Babelfche Gevangenis zou
de afdaalen nochtans als eene zekerheid
ftelt, dat zij aldaar lang geweest zijn;
waar mede, volgens den Heer moens de
Oudfte Malabaarfche overleveringen over een
Hemmen (17).
Nochtans, hoe oud men ook hunne aan
komst aldaar ftelle moet men echter groot
onderfcheid maaken, tusfchen de eerfle Joo
den die aldaar in een groot aantal konnen
zijnaangekoomen; de zwarte Joodendie van
laater tijd zijn; en de blanke jooden die in de
•voorige en deeze Eeuwe aldaar zijn aangetrof
fen want (volgens de Notiftas) beleeden
deeze laatfle zelve in't Jaar 1686, dat 'er flegts
twee menfchenvan die oudfte afkomsteon
der
(17) Schoon philippus baldaeus, die in 't Jaar
1662 bij de verovering van Cochimals Predikant in
't Leger der O, I. Maatfchappij diende, flegts in 't
•voorbijgaan van de jooden gewag maakt, getuigt
hij echter ook de oudheid van hun verblijf aldaar.
Dus fchrijft hij: Binnen Cocbin, en omtrent de
Stad, hebben van ouds af, niet alleen de Chris-
tenen en Mahometaanen maar ook de jooden
gewoond; gelijk zij als noch buiten de Portu-
gee/che fterkte eene Synagoge en vergaderplaats beb-
ben, zijnde met blank van gedaante ofbruinag-
tig maar z.iuar*'". Befchrijving der Indi/che kus
ten Malabar en Cboromandel bl. ii4, 115.