loof voortplanten onder de vijj kas- ten of gejlagten(25) op alle plechtig- heden eere fchooten (26) laaten doen; op Eliphanten en paarden rijden ftaatelijke omgangen doen; zich van de eere-uitroep bedienen, en over dag fakkelsallerlei mufijk inftru- mentenals mede een groote kieper- fol gebruikenop de wegen met wit linnen befpreid wandeleneen ftok- ke-fpel laaten fpeelen, en onder een ftatieus behangfel zitten: Deeze Pri- vi- JOODEN TE CQCHIM* 543 (25) VIJF KASTEN OF GESLAGTEN Dit Zijn ge jlagten van HANDWERKERS of AMBACHTSLIEDEN te weten Az,ariTimmerlieden; Moefari Geelgieters; PeroencolejiSmids; SattaansGoud of Zilverfinids; en Ijaver ChegosTijveraars, die de vocht of Svry uit de Kokus Boomen weeten te trekken. Jan Hui- gen "Van Linfcbooten tekent aan in zijn Itinerario I. D. c. 42. bl. 63. als een gewoonte der Malabaaren dat de ambachten aan de geflagten zijn verbonden, zoo dat een iegelijk volgt de neering en het hand werk van zijne ouders zonder dat te mogen veranderen om geenerlei maniereenz? 't geen ook (zoo als men zegt) tot deezen tijd toe op de kust eene ftandvastige gewoonte isdat elk geflagt zijn eigen Ambagt oeffent, en op zijne nakoomeltngen doet overgaan, waar van deeze niet mogen afgaan. (26) EEREsciiooTENMen verftaa eereslagen; 't Schietgeweerwas in dien tijd, aldaar noch niet be kend de oude overlevering zegtdat men bij buiten gewoone gelegenheden, Jloeg op zekere machine welke een geluid of gebrom gaf, als van eene zwaa- re klok of van grof gefchut'tgeen van verre wordt gehoord.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 621