574 A* 'SGRAVEZANDE OVER DE in de verzamelinge der verfcheide leezin- gen des Ouden Testaments, te Cochim bekend waare En of ook van daar ee- nige hulpmiddelen tot dien arbeid zouden te bekoomen zijn? is door den Heer MOEns van hunnen 't wegen geantwoord Dat zij den Heer kennicot niet ken- r.enook in geen verftandhouding met hem zijnEn dat van daar gee- ne hulpmiddelen tot Kennicots nobelen ,j arbeid konnen worden aangebragt". §- 37- Naderhand was op aanleidinge der brieven van Dr. john collet, en der vraagen daar in bevatdoor mij derwaarts gezondenbij deeze Joodcn onderzocht van welken ftam zij waaren? zij zeiden van Ju da en Benjamin Volgens Hamilton zouden zij uit Manasfe zijn geweestmaar d it voegt niet bij zijn gevoe len nopensde Babelfche Gevangenisie dewijl Manasje tot de TienJlammen beho ;rde,die reeds naa Asfyrien, waaren gevoerd A hoewei, on der de geenen d e zich ten tijde van Re- habeam 2 Chron 11: 16. uit de io Jlammen alreeds naa Jeru'a m hadden begi e /en ook Wel Manasfiten koaaen zijn geweekt. Ge lijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 652