JOODEN TE C0CH1M. 585
deeze wereld, en in hunne zwaar/Je vervol
gingen als noch de wet mogren behouden
't geen tot uitwerking had, öat zij, hunne
handen Hemeiwa rrs verheffende, den God
hunner vaderen, mee traanen in de oogen
loofdendat hij in deeze ook noch voor hun
zorgde.
Ünaangezien deeze opmerkelijke voorrechten
blijkt het echter ten duidelijkflendat zij be-
Jlendig blijv eneen verdrukt en ver [loot en volk
zelfs in weerwil der poogingen door hen aan
gewend, om nu of dan in eenen luisterrijken
Jlaat, gefield te worden.
Ond r welke poogingen, ook eenigzins kan
geteld worden het koopen van het kleine Ko
ningrijk kranganoor, welkers bezittinghoe
lang die ook mooge geduurd hebbennoch
tans onbeflendig is geweest, terwijl hunne ver
drukkingen, in tegendeel aanhoudende zijn ver
meerderd; weshalven niet anders, dan aan de
Magtige hand der bestuurende en zorgende
voorzienigheid, kan en mag worden toege-
fchreeven de oorzaak der bewaarenge, zoo wel
van deeze, als van de overige Jooden, die on
der alle volken der geheele wereld zijn ver-
llrooid, doch altoos als een onderfcheide natie
worden bevonden.
Daar zij r.u beminden zijn om der vaderen
wil, Rom: XI 28. zoo liggen'er noch voor
hun groote beloften van genadige herjlellinge,in het
Propbeetisch woordals in de geheimrolle van
den Godlijken raadopgeflooten en hun ten
goede bewaarden hoe zeer 'er een dekfel
op hunne harten ligtwanneer zij 't woord
des Levens leezen, houden zij niet te min
Goj bet