OVER DE VALLENDE ZIEKTE. 597
gustus, wanneer wy met blydfchap ver
bonden, dat de lyder geene de minde
trekkingen der oogenveel min accesfen,
gehad haddeende bevondendat hy
met de kwade hand alles konde verrig-
ten, wat hymet de andere konde doen
ook dat hy gaan ende loopen konde,
zonder iets aan zyn been gewaar te
wordendus befloten wy het bad maar
over den anderen dag te laaten gebrui
ken ende hy is van dien tyd tot den huldi
gen dag zoo gezond geblevendat hy
van het allerminlte ongeval, tot een aller
grootst genoegen van zyn Vader, voor
deze familie ende voldoeninge van ons
drien, nooit geklaagd heeft, en zyneftu-
die gematigd doch met lof vervolgt
i. Hier ziet men, hoe ongerymd het
is de teedere jeugd te vroeg ofte te fterk in
de letteroeffeningen door te neemen (c)
Pp 3 2, Hoe
(c) Ik hebbe hier van een allerdroevigst geval
gezien. Een Vader in de Generaliteit hadde vier
kinderen, alle zeer geestig ende vol verhand;
hy onderwees dezelve van hun ceerfte jeugd, niet
alleen in de letteroeffeningen, maar zelfs in de
ArithmetifcheGeometrifche en Mathematifche Hu-
dien zoo dat deze kinderen omtrent de twaalf of
veertien jaaren zynde Orake/en iehcenen.; maar ei
laas nauwelyks hadden zy achtien jaaren bereikt
of zy waren alle zinneloos.