óio G. Greeve over eek
velen affnydende, en van onder het
heihg van de darmbeenderen, nam ik
dat gedeelte been geheel uitv/aar in
"by rader onderzoek bleek, dat de fply-
ting was begonnen op het zevende rug
wervelbeen, doorgaande door alle die
der lenden, en X geheele heiligbeen;
de lichaamen der wervelbeenderen wa
ren natuurlyk, maar alle de uitfteek-
fels in een gefmolten, maakende zo wel
aan de eene als aan de andere zyde,
een breeder beenigen zoom, tusfchen wel
ke aan die der rugde zes onderfte rib
ben zyn aangehegt; de doorgang der
Zenuwen is door alle, door gaaten, by-
na het zelfde als men dat natuurlyk
in X binnenfle van 't heiligbeen ziet.
Door de zagte deelen van het hoofd,
deed ik een kruiswyze infnyding; de
zelve waren zo dun, inzonderheid ter
plaatfe van de fontanel, als vogtig par-
quement: na de bekleedfelen van 't
Cranium geheel weggenomen te hebben,
zaagde ik het Cranium in zyne rondte
door. Zeer wonderlyk was deze beeni-
ge calot met onderfcheiden beensgroei-
jingen gegroeidniet alleen waren de
iiaden zeer verwyderd, maar op veele
plaatfen zo in 't voorhoofd, opperhoofd,
agter-