8 J. VEÏRAC OVER DE ROTKOORTS haat. Doch deze tusfenpoofing duurt flegts eenige uurenna welken de toe vallen met vernieuwde kragten aanval len, en den lyder afmatten. Deze toeftand duurt twee of drie da gen: daarna word de lyder ylhoofdig, of onaandoenlyk zonder bezef van het gevaarwaar in hy verkeerdook zon der de minfle aandoening van het geen buiten hem is. De pogen traanen; de oogleden, geopend zynde, worden zeer traag gefloten het aangezicht is by poolen heet en rood, of bleek en klam: de adem die buitengewoon heet is, hinkt llerker dan te voorende bewe ging van de borst is moeilyk: de tong bruin of zwart en droog: de pols, zeer klein en rad, flaat doorgaans 120, of meer, flagen in elk minuut. De lyder legt mymerend, en zagtkens in zich zelfs ylend, zonder willekeurige bewe ging, in de kooi. De buik word geheel opgefpannen. By veelen heeft als dan eene geelzucht plaats, waar na de neus niet zelden onverwagt ontfpringt. Ein- delyk neemen de kragten meer en meer af, 'tgeen altyd met eene vermeerderde fhelheid, en verminderde kragt der pols- |}agen yerzeld gaat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 78