Ï6 j. veirac over de rotkoorts
thans gemeenèr is dan voor dezen. Dit
onderfteld buiten twyffel, dat 'er nu
oorzaaken van deze vermenigvulding der
bedoelde Rotkoortfen zyn, welke te
vooren,' of niet, of in een' minderen
trap aanwezig waaren. En deze zyn
het, welke het onderwerp van dit twee
de Hoofdjluk uitmaaken. Uit deze be
paaling volgd, dat ik alleen met zulke
oorzaaken te doen hebbe die deze rot
koorts op de uitgaande O. I. fchepen
dezer Landen vermenigvuldigen.
Dit veror.derfteld zyn de, doe ik het
tweede gedeelte der voorgeftelde Vraa-
ge niet te kort, dat ik het zelve in dezer
voege voorllelle
Welke zyn de Oorzaakendie de be-
fmettelyke Rotkoortsop de uitvaar ende
Oost Indifche f chepen dezer Landen thans
gemeen er maaken dan zy te vooren was
Deze bepaaling is gegrond op de be
doeling der Vraage; zy vloeid uit de
zelve ongezogt voorten was om alle
verwarring te vermyden, noodzaake-
lyk.
5. Dit gedeelte van het voorftel tot
des-