ONDERHOUD DER ARMEN. 119
binnen weinig tyds het werk van ma
troos te oeffenen, iets meerder moet
zyn, als van den jongden, dewylhy door
gebrek van krachten, zoo veel fcheeps-
werk niet kan verrichten anderen-
deels om hier door moed en vuur in
de harten aan te deken, dewyl het
loon den arbeid verzoet.
Art. 8.
Men zal het gemaakte accoord, zoo
aan de ouders en vriendenals kinde
ren voorlezen, daarna doen teekenen,
om het zelve niet te ontkennen of
weigeren den bepaalden tyd uit te
dienen.
Art. 9.
In het accoord of beding zal men
bepalen, met de Heeren Reeders en
Boekhouders, wat zal gegeven worden
voor de uitrusting, hoe veel maand
geld men den jongen zal toeleggen, en
wat men jaarlyks tot verhooging van
maandgeld of kleeding 'er by zal voe
gen: wel in acht nemende cenig 011-
derfcheid te maken dat een jongen
H 4 van