HET ONDERHOUD DER ARMEN. 151 men'er fchiet dus geen andere wyze overig dan die van door eigen vlyt en K 4 ar* Het gemeld, welke den wetgeever hier toe bewoogen Alleenlyk, dat 'er geen bedelaar onder 11 en zy Waarna God zyne beloften van overvloed en zee gen herhaald, die hy zou vervullen in zoo verre zy hem gehoorzaam bleeven om hun aan te moe digen ter onderhouding van alle, maar in het by- zonder van deze inzettingen, waarby zy geene vreeze behoefden te hebben van te zullen verar men Alhoewel men de woordenalleenlyk enz, op meer dan eene wyze kan opvatten,' zy zullen egter altoos aanwyzen; dat ichoon „dearmenim- mcr ontbreeken zouden" vs. ri. God egter in het welgeregeld en gelukkig Gemeenebest van Is rael geen Bedelaar wilde dulden. En met reden; want zoo zy uit noodzaakelykheid tot zulk een be- ftaan gedrongen wierden, was het een bewys van de hardheid, de liefdeloosheid,de geringe zor- ge hunner broederen, en de overtrecding van die wetten van barmhartigheid welke hier onder ande ren worden voorgefenreeven. De bedelaars ver- ftrekten dus overal tot fchande der natiewaartoe zy behoorden welke eenige van hagre leeden waarop zy zulk eene naau we betrekking hadden verpligten zich tot zulk eene laage en onvrugt- baare ieevenswys te vernederen. Maar zoo zy vrywilüg buiten noodzaake zich aan zulk een be- ftaan overgaavenwas het een bewys van de groot- fte laaggeestigheid tot welke zulken vervallen warenen de Overheid was verpligt als handhaaf- fter en uitvoerder der Goddelyke wetten tot het weeren van zulke luye lediggangers, diealsm.ed- gezeilen der dieven,'nu ze eens dien ftap gedaan hadden voor meer buitenfpoorigheden vatbaar waren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 181