arbeid, de armen aan den kost te helpen.
t JMaar zal zulks gelchieden, zo wor
den
152 N. H. VAN CHARANTE OVER
Het is zoo, in laater tyd, vooral onder het
nieuwe verbord, vindt men overal bedelaars, maar
dit ilrckt onder anderen tot een bewys, enistef-
fens een vervolg van het verval dat in kerk en
burgerftaat plaats' greep waar door de aloude or
de, welvaara en zeegen reeds lang gewccken wa
ren. Het was dan niet vreemd, dat de Heiland een
bedelaarmaar een Godvruchtigen bedelaareen
ellendeling, die door hoogen nood 'er toe gedron
gen was, in een zyner gelykenisfen invoert, als
een gefchikt voorwerp, om de Jooden hunne on
barmhartigheid, en de geringe zorg, die zy zelfs
voor waardige zoonen van hunnen Vader Abraham
droegenmet de gevolgen leevendig te vertoo-
ncn.
By de grondlegging van den Christelyken Gods
dienst, wiens eerste belyders gewis nog minder
van de weldaadigheid hunner broederen naar den
vleefche te verwagten haddenmaar die van Jood
en Heiden boven dien alomme benadeeld, verdrukt
en vervolgd wierden, waar door veclen hunne
huizen en haave moesten verlaaten: wierden
reeds vroeg de noodige ichikkingen beraamd tot
onderfteuning van de arme broeders en zusters uit
de liefdegaaven, welke in elke gemeinte opgezaa-
meld, en in den beginne naar Jerufalem tot de al-
gemeene armenkas overgemaakt wierden, Wyl
onder de Christenen als Christenen voor als nog
geen ander dan alleen een gecstelyk opzigt plaats
haden zy daarenboven niet by den anderen kwaa-
roen dan om Godsdicnftige redenenis het geen
wonder dat hunne lieldegaaven, vooral op den dag
des Heeren aangebragt, en de bewaaring en uit-
deeling aan Geestelyke perzoonen toebetrouwd
Wierd, Dit is de eenvoudige oorfprong van het