HET ONDERHOUD DER ARMEN. 153 den de volgende drie dingen by hun vooronderfteldeerftelyk, toereiken- K 5 de ten inzamelen van aalmoesfcn onder den Godsdienst by de Christenen, en van het ambt van Diakone In gelukkige eeuwen, wanneer de Christenen ein- dclyk naar hun eige burgerlyke wetten onder hun ne vorltcn in vryheid leefden, waren die fchikisin- gen wel zoo noodzaakelyk niet, maar hebben eg- ter, zoo veel wy hebben kunnen nagaan, door gaans ftand gegreepen, en men heeft de onder- iteuning der Armen als een Godsdienitig werk blyven aanmerken. Men handhaafde dit in 't ver volg met te meer nadruk, naarmaate de Geeste lykheid zich in laater tyden meer en meer toelei- de om magt en aanzien in handen te krygenwaar toe geen zekerer weg wasdan zich van de fchar- ten der Ryken grootendeels meester, en de arme gemeinte van hun geheel afhankelyk te maaken. De overvloedige vrywillige giften tot Godsdienfti- ge oogmerken, vooral tot itigting en verryking van Kerken en Kloosters, wierden nu onder de voornaamfte goede werken geteld, en hoe vast ook hec menfehclyk hart aan de goederen cn voordeelen deezes leevens gehegt is, de Geesrdryvery wist vcelen daar los van te maaken eene vrywil lige armoede wierd ze'fs als de grootfte eer, cn de zekerite weg tot de hoogfte gelukzaligheid van veelen blymoedig omhelsd. De Kerken en Kloos ters wierden in ftaat gefteld om rykelyke uitdee- lingen van fpyskleederen en geld te doen; zy deeden het ook* aan de gecnen die het van hun wil den vraagen en aanneemen zonder eenig naaukeu- rig onderzoek. En geen wonder, dat niemand van hun wierd afgeweezen, terwyl men zelfs or den inftelde, waar van de Leeden tot oneer van het menschdoin en van de Geestelykheid in hec byzondcrgeen ander dan gcbcedcid brood rnog-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 183