220 E, LOMBARD OVER DE TWEEDE GEDEELTE. Welke zyn de Schependie 't minst af- dry venen best oploeven zo aar door het bekwaamst van een lager kan afgehouden werden, om dezelve voor kiipyen en ft ran- den te beveiligen Het is de bevinding niet alleen van my, maar van de voornaamften der zeeliedenweiken eenpaarig gemigen moetendat de drie dek-fchepen de be kwaamde zyn, om het van een lager aftehaien. Dat de drie-dek (chepen het minst af- dryven, s, cm dat de wind nergens meer ftuiting op heeft, dan op de loefboeg. Op een kuil-fehip heeft men daaren tegen, de windftuiting op de loefboeg, bootfchuit en binnenleyboordhet loef en binnenleyboord der booten de zuiger onder het halfdek, waar door alle kuil-fchepen met kragt naar het lager geperst worden door deze dwarfche nederpersüng is het, dat een kuil-fehip niet zoo vlug in vaart zyn kan, als een drie-dek (chipdewyl daar het derde dekde boot en fchuit bedekthier door zyn zy in ftaat fcher-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 250