In een fterken regen plaatst men op een drie-deiï-fchips eerfte dek, brezen- nings over de roosters waarby men de boven-luiken digt. legt, dan heeft men de fchutpoorten open tusfcheii het eerfte en tweede dekbenevens de 4 luchtpoortjes tusfchen het tweede en derde dek, met de openftaande luiken van het tweede dek, waardoor de be wogen wordende lucht vryelyk kan in en uitgaan. Hierdoor behouden de manfchap by aanhoudendheid eene bekwaame en ter inademing gezond zynde lucht. Voor een fterken regen op een kuil- fchip worden de ftolpluiktjes, 't groot en kabelgats-luik toegelegd, dus beeft men op het dek niets open, dan het agtertraps- luik, en tusfchen de twee dekken de 4 luchtpoortjes, waar door de lucht zeer fpaarzaam uit en in be wor gen wordt, die, wanneer de regen maar een geheelen dag aanhoudt, niet voor- deelig meer tot het in ftand houden der gezondheid is. In een ftyve mars-koelte van twee reven, met een drie-dek-fchip en een kuil-fchip zeilende, zo zullen de wagt hebbende gezonde manfchap hun be- vln- O. I. SCHEPEN. 251

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 281