O. I. SCHEPEN. 253
hinderde doorwaasfemingwant hunne
kleed eren doornat geworden zynde,
onder het verrigten hunner affaires, zo
begeven zy hun immediaat onder het
half-dek, uit het oog der Officiers, de
een tot den flaap, op of agter een
kist, kooi, of canonftuk, een ander
zet zich op het een of ander neder, een
derde legt zich met den een of anderen
maat neder, die elkander dan fomtyds
nog door vertellingen uit den flaap hou
den, waar door de Hof, die hun door den
weg der onzichtbaare doorwaasfeming
moest zyn ontfnapt (het geen voor de
grootfte ontlasting des lichaams gehou
den wordt) fcherp wordt, en de overi
ge vloeibaare deelen aandoet: hier
door buikloopenfcherpe pynen
koortfen enz. (t).
In langduurig regen of ftormweêr,
kunnen de manfchap hunne nat zynde
kleederen, tusfchen het eerfte en twee
de dek ter zyden de boot en tusfchen
de
CO Hier vervalt geheel het gevoelen van de
gene, die geopperd hebben, dat de drie-dek-
fchepen in regen weder zo nadeclig zyn;
Wanneer de wind dwars inkomt, of dat men by
den wind zeilr, of voor fform bylegt, kan men de
manfchap door hrezennings in het loef groot en tok-
ke want doen fchuilen.