254 E. LOMBARD OVER DE
de {lukken tegen boord aan, droogen,
het geen op een kuil-fchip ondo'enlyk is,
hier door zyn zy als gedrongen hun
ne natte kleederen aantehouden.
Men bevindt ook in goed weêr, dat
de half-dekken der kuïl-fóhepen nadee-
lige fchuilplaatfen zynniet alleen
voor de gemeenen, maar ook voor
fommige dek-officierendewyl zy op
hunne wagten tot den flaap daar on
der den toevlugt neemenvooral op
laage breedtenshet geen de doorwaas-
feming merkelyk vermeerdertom
dat zy als dan te veel van de gewaar
wording der lugt ontbloot zyn.
De flaap dient niet te lang nog niet
te kort te zyntot het in Hand houden
der gezondheid: want als de flaap te
kort is, zo is de hoeveelheid van het
geene wy doorwaasfemen te weinig; en
als dezelve te lang is, wordt dat geene
uitgedampt, dat mogelyk eerst den
volgenden nagt of dag zoude zyn ver-
looren gegaan.
Hier door wordt het fynfte gedeelte
des bloedsdat nog niet genoeg be
werkt is, en dat eene fterkte en vlug
heid aan hunne lichaamen mogte toe
brengen verfpildhet welk eenige
ziek-