O. I. SCHEPEN. 255 kiektendie alle van een verflopping der vaten afhanglyk zyn, doet voort komen. Op een drie-dek/chip by flormwind met hooge golven, belet men, dat de zee niet tusichen het eerfte en tweede dek komen kan door hetlaaten inloopen van het gefchut, terwyl men de poor ten toefort, en de luiken open heeft, benevens de roosters agter de boog, en die op het dek aan leyde loefwaard- fche wordenzo 'er al iets mogte over waaien met brezennings toegelegd de agterfle en leywaardfche poorten kunnen meest altoos het openftaan veelenhier door wordt by aanhou dendheid tusfchen het eerjle en tweede dek een verfche lucht aangevoerd waar door die van tusfchen het tweede en derde dek bekwaam voor de man- fchappen ter inademing behouden wordt. Daartegen is een kuil /chip zyn dek geduurig met water bezet, heobende de roosters over het groot luik ge- fchalmdde ftolpluiktjes digt, het ka belgat en agtercrapsluik getregterd, waardoor de lucht tusfchen de twee dekken voor de manfchap niet tot het in-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 285