Op een drie-dek-fchip worden de var kens op het hovende of eerde dek ge plaatst agter de fokkemast midden fcheepstot digt by het klokkehuis-, dat voor tegen het boven kabelgatsluik aan daaten tusfchen de vooreinden der barring, makende hiermede door middel van planken een hok uit; daan- de aldaar droog, en bevryd voor het overboordlpoelen en verdrinken. Dus kunnen de uitwerpfelen der var kens terwyl zy: in de opene lucht daan geen nadeel aan de manfchap toebrengen, het geen op een kuibfchip gefchiedtbuiten dit zo ziet men by dyve winden, met: aanschietende zee ën, fomtyds een derfte onder de var kens ontdaanwaarvan de oorzaak aan niets andersdan aan het drinken van het zout kuilwater, moet worden toe- gefchreven. Dit was het noodzaakelykde en nut tigde, dat ik op dit gedeelte der vraag goedvond voortedellenwaaruit men zien kan, dat de drie-dek-fchepen de be kwaamde zyn tot het overbrengen van gezonde manfchapik ga over tot het tweede gedeelte der vraag. R 2 TW.EE> O. L SCHEPEN. 259

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 289