O. I. SCHEPEN. 265 Ik moet hier nog byvoegendat men jop een dne-dek-fchtp voor het over boord vallen meer beveiligd is, dan op een kuil-fchip. Een drie-dck-fchip is van agter de groote mast tot voor aan de bak, of agterfte fpannen fokke-wand over het boord van een loophout voorzien, dat eene tuslchenruimte heeft van 3 voet, waar tuslchen vinken-netten gefpannen zynhet geen de hoogte van het eer- fee dek tot aan den bovenkant van het loophout heeft van 3 voet en 7 of 8 duim. Wy hebben in de tweede vraag ge zien, dat, wanneer men volk agter op benoodigd heeft van het dek, of van de bak, dat men hetzelve immediaat over het vlakke dek by zich heeft, het geen men rondsom als omheind ziet, waar door het gevaar van overboord te flin- gerenis weggenomen. Daartegenwanneer men cp een kuil' fchip volk agter op noodig heeft, zo dringen zy elkander aan weerzyde op die fmalle traptjes, waarop niet meer dan één man te gelyk op en af kan gaanhet fchavotje aan de valreep ltaat ordinair zo vol gedrongen, alwaar R 5 zy

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 295