3c8 w. udemans OVER DË
waarom ik meene niet ongefchikt zal
zynde zesde vraagop de eerfte te
laten volgen.
De zesde Vraag werd voorgefteld
als volgt.
De fchepen van 150 en die van 155
voeteneveneens ge ft uw d zyndeen met
dezelfde inlaadinghoe veel lasten of pon
den gewigts konnen de laatftlc meer dan
de eerjle bevatten of inladen,
Hiervan zal ik een Proefondervin-
delyk bewys gevenzoo wel ten op-
zigt van de zwaarte des gewigts, als
mede van de volume.
Wanneer het fchip van 155 voet
hier boven gemeld was beladen ter
diepte van 21 voet in de midden, zoo
had dit fchip in die vyf voeten meer
der lengteeene waterverplaatzing
van zeer na de 3^80 taarlings voeten,
te faamen uitmakende 171840 ponden
gewigt, en dus circa de 42^ last, dat
het fchip van 155 voet meer aan gewigt
kan laden, als het fchip van 150 voet.
Toen nu meergemelde bodem in
177 6