O. I. SCHEPEN. 313 Het loopend touwerk nu zoo als hier boven heb gemelddaar ter plaatfe zynde vastgemaakt aan de daar ftaande kruishoutenhet geen gevol- gelyk ook onder water legt, en men hetzelve moetende aanhaalenof wel afvierenmoet zulks buiten tegen- fpraak groote belemmering geven zoo 'er zelfs geen ongemakken, zoo voor het fcheepsvolk, als mede aan de tuigagie, uit ontftaan, en het geen men zelfs uit de befchouwende kennis kan afleidenen overvloedig by kundige zeelieden bekend is. In een drie-dek-fchip is nuvolgens de hier voor reeds gemelde befchry- vinge al-dat loopend touwerk, op het bovenfte of derde dek geplaatst, en dus zonder dat gevaar van onder water te leggen, waar door men altoos zeer gemakkelyk, en zonder de minfte belemmeringe by hetzelve komen kan, om het noodige werk te verrig- tenen waaruit dus klaar blyktdat de regeering van een drie-dek-fchip onge meen beter en min gevaarlyker is als van een kuil-fchip in llormweêr en holle en woedende zeeën. Het tweede deel deezer Vraag be- V 5 helst

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 343