3ïö w. udemans over de kuil-fchip een inconvenient, waar aan een drie-dek-fchip niet onderhevig is; namentlyk de zuiging van den wind, en deszelfs persfing tegens het leyboord op het dek, en de gantfche opening onder het halfdek, want het gantfche opllaande boord aan de leykant heeft den wind uit de zeilen vallende en tegen het boord drukkende, mede te deepen, en de opening van onder het halfdek feoomt insgelyks, door den voortgang van het fchip vol wind; en die dus zyn kragt oedent tegens het befchot van de cajuit, en waardoor dus de voort gang van het fchip eenigzints wordt vertraagd, en waardoor ook zoo een fchip meerder moet naar het laager zakken, ofafdryven, als een drie-dek- fchip. Dit zelfde fchiphet geen hier is om- fchreventot een drie aek-fchip zynde gebouwd, heeft de voornoemde incon- venienten niet, dewyl het van boven al is toegemaakt, en het dus geen wa ter op zyn dek kan houden, of geen persfing van wind kan belemmeren, en moet dus hooger aan den wind zeilen en minder afdryven. Dus ver dit befpiegelende betoogd zyn-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 346