33O W. ÜDEMANS OVER DE Europa en de Indien, als in de Indi- fche zeeën, en zal dit befpiegelende nu met het proefondervindelyke be vestigen en wel in de eerfte plaats met een egte copia van een brief, ge- fchreven door den Schipper C. Pieter- fen, ten dien tyde commandeerendehet Oost-Indifch Compagnies drie-dek- fchip genaamd Zeeduyn, aan de Wel Ed. Achtbaare Bewindhebberen der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, gedateerd (jabo, en wel uit Baay Falfo, den Juny 1773, alwaar gemelde Schipper zegt. Wanneer wy op den 8 February in zee geraakt zyn, met een gunftige gelegenheid, j, die ons heeft gediend tot het Eiland Wigt alwaar wy den wind uit het W. Z. W. en W. kregen, zynde den 10 February daar aan met die gelegenheid van tegenwinden en goed weer, gevorderd den 16 dito tot by Lezart, 9, wanneer een N. en N. O. wind kregen waar roede wy het canaal uitraakten en den „18 dito buiten de gronden waaren gekomen, maar wierden den 19 dito van een zwaaren ftorm beloopen, die uit den Z. W. tot het j, N. W. liepen dewelke geduurd heeft van den 19 tot den 27 dito, zoo dat wy het Ca- naai zyn ingewaaijd tot by Poortland, maar den 26 by Goutftaart zynde gedreevenis het weêr in een verfchrikkelyken orcaan uitge- bors-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 360