342 W. UDEMANS OVER DE
het zy men in een koud of het zy men
in een heet climaat dat ongeval over-
koomtzyn.de het eene zoo v/elalshet
andere nadeelig voor de zieken, als
men geen verfche lugt van buiten in
een genoegzame hoeveelheid kan in
brengen en men op het dek alles
moet digt houden voor het overftor-
tende zeewater.
"Want ineen heet climaat zynde, zoo
moet men door het inlaten van verfche
lu?t, de zieken verfrisfchendog hoe
doet men nu zulks op een kuilfchip,
by aanhoudenden ftorm en regenwan
neer alle de luiken, zoo als boven ge
zegd hebbe, werden toegemaakt, zoo
als in Plaat 2, Figuur 1, Let. I.word
aangewezen, en 'er niet anders open
blyft dan hetagter-trapsluik, komende
voor de bezaans mast, onder het hall-
dek, en waar door maar een man teffens
kan pasfeerendewyl op dat luik nog
een tregter word gezet, zie Plaat
Figuur 1Let. K. daardeplaats van dat
luik is.
Dus men, by zoo eene ongelukkige
ömftandigheid, geen verfche lugt van
buiten kan inbrengen, als doorliet zoo
evengemelde luik en eenige weinige
lugt-
u o