BYLAAGEN. 385 woond, de wind was zoo hard, dat men geea adem halen kondewanneer men het hoofd te loef- waard over boord wilde ftekende refolutie was genomen om de ftengen te kappenom daar door de ondermasten te behouden, maar de uitvoe ring daar van was onmogelykvermits 'er nie mand na boven konde komen, en zoodanig tus- fchen en op de wallen bezet zynde als wy doen warenzoude ik nimmer tot het kappen van maswen kunnen befluiten vermits dan ten eene- maal weerloos zoude zyn. Van 's morgens om 4 uuren tot omtrent 11 uuren voormiddags - wa ren wy in een kring van circa een cabel lengte beflootenmet zoo een ysfelyke verbolgen zee als menfehen kind aanfehouwen kanwaar door het hol van ons fchip genoegzaam onder water was zwemmendeen geweldig overhaalde, zoodanig dat onmogelyk fcheendat het tuig kon- de behouden blyven hier kwam het ons te pas een drie-dekker te hebben, want indien wy in deze omftandigheid een open kuil gehad hadden zouden wy in gevaar geweest zyn om in het water te verfmooren, alzoo niettegenftaandenu een toegeftreken fchip hadden, en d it alles wel en na behooren was digt gemaakt, moesten wy nogthans geftadig met twee pompen pompen zonder daar mede lens te kunnen krygenvoor en aleer het zwaarfte van den ftorm over was, en zulks alleen van waterdat door de lyfnaa- den en fchutpoorten was ingedrongen. Alzoo hebben wy by deze gelegenheid getuigen ge weest, dat een drie-dekker het beste fchip in zwaar ftormweêr en hooggaande zeeen is be vonden zoo wel als het zelve 't beste en ge- va deel. B b fchiktt

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 419